A
Melk
door Sophie Zwertbroek

Tijdens de pauze van de ICT-training heb ik een pakje melk gekregen. Die heeft al best wel best wel lang buiten de koelkast gestaan. Dat vind ik niet zo erg; als ik er ziek van word, hoef ik niet meer naar de ICT-training. Ik zit naast een jongen die er even misplaatst uitziet als ikzelf, al heb ik nog een lelijke, semiprofessionele haarclip ingespeld als overgave aan de dag. Zijn naam is Mats en hij werpt steeds een schattende blik op me. Eerst zat hij vooraan bij de man die de cursus geeft, maar hij is inmiddels op de lege stoel naast me gaan zitten.

‘Weet je wat grappig zou zijn?’ Hij fluistert. Ik haal mijn schouders op. Als ik moet kiezen tussen een saaie cursus of een rare snuiter ga ik toch voor het eerste. Dat lijkt me wat onschuldiger.

‘Als ik nu mijn koffie over de laptop zou gooien.’

‘Oké,’ zeg ik. ‘Ik zou dat niet zo grappig vinden.’

‘Oh,’ zegt Mats, ‘wat dan wel?’ Ik kijk hem even aan. Hij is niet sarcastisch.
‘Een leuke mop, of zoiets. Iets waar je echt om moet lachen.’

De cursusleider stopt even met praten en de ruimte valt nog stiller dan die al was. De man, een onopvallend figuur met een vreemde bril genaamd Johan, werpt een verwijtende blik op ons. ‘Letten jullie wel even op?’

Ik knik en probeer zo afwijzend mogelijk weg te kijken van Mats. Alhoewel hij en ik volgens mij redelijk op één golflengte zitten wat betreft interesseniveau omtrent de training, maakt zijn relateerbaarheid me ongemakkelijk. Ben ik even raar? Voelen mensen zich even ongemakkelijk als ik een poging doe tot het maken van een grap?

Ik probeer mezelf te vergelijken met de mensen om me heen, maar het lukt niet. Als ik rondkijk, door de open kantoorruimte met instructiecomputers, vervaagt iedereen tegen het vuilgele tapijt. Tapijt wat ooit misschien fleurig en inspirerend is geweest, is nu triest en een beetje goor. De leuke collega’s, de mensen die ik niet ken, de medewerkers die altijd doen alsof ze bellen – ze verdwijnen allemaal in de kantoorambiance.

Aan mijn linkerkant zit Ellis. Haar ouders waren fan van Alice in Wonderland, maar waren niet goed in spellen. Dat weet ik, omdat ze me dat best wel vaak heeft verteld. Ellis praat veel tegen mij, ook al zeg ik niet veel terug. Haar idee van een grap is dat ze een compleet onmogelijke situatie schetst en dan lacht om de onmogelijkheid van die eerder geschetste situatie. Haar verhalen beginnen altijd met ‘stel je voor dat’ en de tweede helft van de zin kan ze vaak niet goed uitspreken van het lachen.

Cursusleider Johan klikt naar de volgende slide. ‘Hoe neem je de telefoon op, ICT-edition’ prijkt er bovenaan de Powerpoint. Dan een opsomming:
- Hoe zeg je netjes ‘hallo’?
- Voornaam, achternaam of allebei?
- Bedrijfsnaam gebruiken
- Samenvatting

‘Weet je wat grappig zou zijn?’ Mats kijkt me nu heel indringend aan. Ik weet niet waar hij naar zoekt – bevestiging, mijn gevoel voor humor – maar ik denk niet dat hij het gaat vinden. Hij wacht niet eens tot ik een bemoedigend antwoord heb gegeven. ‘Als ik nu alle kabels van alle computers door zou knippen.’

‘Dat zou ik niet zo grappig vinden,’ zeg ik. Hij is even stil en buigt zich dan weer over zijn eigen computer. De melk smaakt lauw, maar niet bedorven. Ik probeer mezelf ervan te overtuigen dat dat iets goeds is. Dat een voedselvergiftiging echt heel naar is en dat ik die niet wil hebben. Een schoonmaker loopt langs. Ze giet water in de plantenbakken gevuld met plastic planten. Ik zoek naar blikken, naar iemand die het ook is opgevallen, maar niemand is afgeweken van Johan met zijn digiboard of hun laptop.

De groep is in variërende staat van desinteresse. Sommige mensen proberen nog op te letten en staren glazig naar de PowerPoint. Anderen hebben het volledig opgegeven en zijn aan het patiencen. ‘Stel je voor dat er nu brand uit zou breken. Dan zou ik mijn laptop gewoon achterlaten en dan zou ik de rest van de dag niet meer hoeven te werken.’ Ellis begint stilletjes te lachen. Haar stoel schudt een beetje heen en weer waardoor mijn bureau dat ook doet. Het lukt me niet om me over te geven aan de grapjes, de training, de vuilgele vloer. Ik ben niet beter dan de rest, alleen maar slechter in overgave.

‘Wie heeft er een voorbeeld van succesvolle interactie?’ Johan kijkt de groep rond. Ik probeer zijn blik te ontwijken.
‘Mercedes?’

Hij verstond mijn naam bij de voorstelronde verkeerd en noemt me al de hele workshop ‘Mercedes’.

‘Ik ga meestal voor goedemorgen en goedemiddag als afscheid,’ ik hoop dat hij niet vraagt om mijn beweegredenen.

‘Dat is een hele goede.’ Johan knikt en ondanks mijn verveling ben ik blij met zijn goedkeurig. ‘Goedemorgen, goedemiddag en goedenavond zijn woorden die je bij zowel begroeting als bij afscheid kunt gebruiken. Ze zijn, zeg maar, de uniseks van de begroetingen.’

‘Zou je het grappig vinden als ik nú mijn laptop op de grond zou gooien?’ ‘Nee, Mats.’ Begin ik misselijk te worden? Of is dit gewoon wishful thinking? Ik probeer me op de PowerPoint te richten, maar zodra Johan de slide ‘hoe verbeter je jouw breinvermogen om jouw werkprestaties te optimaliseren’ aanklikt, met als eerste punt ‘smoothies’, ben ik hem kwijt. De ICT’ers die ik hier heb ontmoet zijn slimme mensen. Ze worden echter opgezadeld met de saaiste trainingen. Zou ik een slimme ICT’er zijn? Of ben ik middelmatig?

‘Zou je het grappig vinden als ik nu keihard mijn muis door het raam gooi?’ Mats leunt helemaal naar me toe. Hij kijkt me aan met een gretige nieuwsgierigheid waar ik pissig van begin te worden.
‘Nee Mats, dat zou ik niet leuk vinden, ik zou het niet grappig vinden. Ik zou het raar vinden.’ Ik schuif mijn stoel achteruit, maar stoot tegen het bureau en mijn pakje melk valt om. Het valt precies op mijn werklaptop en verspreidt zich over mijn toetsenbord als een witte laag.

‘Gadver,’ roept Ellis. Mats begint hard te lachen.

‘Precies in de roos!’ Zegt Johan meelevend, maar enthousiast. Ik overweeg weg te lopen, maar ik durf het niet. Dan denken mensen dat ik weg ben gegaan, omdat ik per ongeluk melk over mijn laptop heb gegoten en dat me zo overstuur maakt.

Het doet me denken aan mijn vader die weigert in het spookhuis te gaan op de kermis. Hij vindt het niet eng, maar is bang een hartaanval te krijgen in zo’n attractie en dat iedereen dan denkt dat hij het zó eng vond dat hij aan de schrik is gestorven. Ik snap dat nu. Als ik nu wegloop en iedereen denkt dat het komt door mijn melklaptop, zou ik dat gênanter vinden dan het weglopen an sich.

‘Heeft er iemand een doekje voor Mercedes?’ vraagt Johan aan de rest. De deelnemers kijken me allemaal aan alsof ze wakker zijn geschrokken uit een hele diepe slaap.

Iemand geeft me een handvol zakdoekjes aan. Ik leg ze over mijn toetsenbord heen, maar ze worden onmiddellijk doorzichtig van het vocht.

‘Deed je dat expres?’ Mats probeert nog steeds bij te komen van het lachen.

‘Nee,’ fluister ik terug. Ik wil niet dat Johan nog een keer vraagt of we stiller kunnen zijn.

‘Stel je voor dat je dat expres had gedaan,’ Ellis begint met Mats mee te lachen. Hij neemt de deelgenoot in zijn vermaak graag aan en ze gaan nog even samen door. Vroeger wilde ik astronaut worden.

Over de makers

Mass-Driver is een Haagse lettergieterij, geleid door de Britse ontwerper Rutherford Craze en gericht op het produceren van zeer functionele lettertypen. 

Een kwart millennium na William Caslons gelijknamige klassieker is MD Lórien een nieuwe Engelse interpretatie van de Nederlandse Barok. Gebaseerd op een zorgvuldige selectie van laat 17e tot midden 18e-eeuwse lettertypen uit de Lage Landen, worden de sierlijke, decoratieve Barokke ontwerpen op zachte wijze aangepast tot een praktische, eigentijdse familie.

raarrr